Menu
Nieuwsoverzicht

Wilde zwijnen in 1873

9 januari 2017

335x gelezen
2

Onderstaand verhaal is geschreven in 1873 door A. Aarsen. De heer Aarsen was toen onderwijzer op de lagere school in Uddel.

Vroeger hielden zich in de Over-veluwse bosschen wilde zwijnen op. Dat moeten lastige dieren geweest zijn. Als een boer ze des nachts in een hoek boekweit of knollen of spurrie kreeg, dan kwamen er van die gewassen weinig terecht. Wat niet opgevreten was, lag vertreden bij den grond of zoo diep er in getrapt als ’t éénmaal boven had gestaan. Om die vernielzucht stonden ze dan ook in eenen alles behalve goeden reuk. Maar ook daarom alléén, want, al vertellen ons sommige roman-, novelle-, of geschiedschrijvers, dat die wilde varkens op het platte land somtijds kinderen uit de wieg hebben gehaald en opgepeuzeld, zo ver de traditie reikt, heeft dit ijselijke feit nimmer plaats gehad, zoo min hier als in de omgelegen oorden. Veel weet de Veluwse landbouwer van al die beesten te vertellen, maar zulke dingen niet. Wat hij er van weet, dankt hij aan de overlevering, en die zoude dan ook, belust als zij altijd is op iets indrukwekkends, dat kinderen rooven en verslinden wel het eerst hebben genoemd. Daarom is ’t geen zaak, altijd maar alles goed en wel aan te nemen, wat ons in romans en novellen, vertellingen en historiën verhaald wordt. Uit eigen oogen zien, met eigen oordeel onderzoeken, daar komt het op aan, als ik met menig voorbeeld zou kunnen bewijzen, ware ’t niet, dat ik nu alleen van de wilde varkens wil spreken. Het moet bijzonder lekker wild geweest zijn. Vooral in de winteravonden maakte men wel op deze dieren jacht. Had men het dier aangeschoten, maar niet dodelijk getroffen, dan werd het verregaand ondeugend. Wee den jager of stroper,, die zich dan in zijn nabijheid waagde! Het woedende dier kwam rechtstreeks op zijn vervolger af. Klom deze in een boom om het zwijn te ontkomen, dan wroette het den boom om. Gelukkig die een nieuw schot kon laden en dan goed te treffen wist!

In den tijd nu waarin de wilde varkens hier leefden en kwaad deden, en geschoten en gegeten werden, lag in het buurtschap Uddel, in zeker bij het veld gelegen huis, een paar echtelieden gerust te slapen. Daar komt uit het bosch een troep zwijnen in hun tuin en vreet er al de kool op. Vervolgens beginnen ze aan den planken wand van het huis te knagen en te knabbelen, ook van dat gedeelte waar de bedstede gelegen was. De vrouw werd er wakker van. Ze luistert, — telkens scherper, en ’t geknaag werd al sterker. De man bleef doorslapen, en de vrouw is doodsbenauwd. Eindelijk kan ze ’t niet langer uithouden.

“Aorién, Aorién, word toch wakker!” is haar uitroep.

“Wat is ‘t?”, zegt Arie, die meer lust heeft om te slapen dan om wakker te worden.

“Wel, heur ie ’t nie? De duvel is oan de bedstee! De duvel! Joa, deer kunt wel fuuftig sint!”

Dat woord heeft de gewenschte uitwerking. In een wip is Arie de bedste? uit,  “want hi wol ’t nie liën, dat de duvel en zen volk bi hem om ’t huus roazen”, — en hij er op los.

Een half kwartier later.

“Hadden we zo’n duvel moar in de kuup of in de wimme”, zei Arie, toen hij gapend en geeuwend weer de voor de bedste? stond, en aan zijn vrouw vertelde dat het de zwijnen van ’s Grevenhout of van Lubbertjesbosch geweest waren.

“En proat me noen ie meer van de duvel”, zoo eindigde hij zijn sermoen, terwijl hij weer onder de wollen kroop, “want ik hebbe nooit eheurd, dat ie knabbelt, moar wel dat ie biit”.

“Joa wisse, nie as een varken geet ie om, moar wel as een leeuw”.

 

Aan ’t Uddelermeer,

A. Aarsen.

Background

Mis nooit meer het nieuws uit Uddel!

Volg ons op social media of schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en evenementen in en om Uddel.

IN JE INBOX